Waarom uw hond vaccineren?
De pup
Na de geboorte krijgt een pup met de eerste moedermelk afweerstoffen (maternale immuniteit) tegen de belangrijkste hondenziekten. Deze afweerstoffen beschermen de pup gedurende zijn eerste levensweken, maar zij worden langzaam afgebroken. Daarom is het belangrijk dat een pup vanaf de leeftijd van 6 weken gevaccineerd wordt zodat hij zelf antistoffen, geheugencellen en cel gebonden immuniteit op gaat bouwen. Als een pup ongeveer 6 weken oud is, wordt een afspraak gemaakt met de dierenarts voor de eerste vaccinatie, ook wel “puppy-enting” genoemd. Op dat moment is, als het goed is, de pup nog bij de fokker. Dit is voor de dierenarts ook een geschikt moment om de gezondheid van een pup te controleren. Meestal wordt bij de eerste vaccinatie meteen het dierenpaspoort ingevuld. Bij aankoop van een pup is het verstandig om naar het dierenpaspoort te vragen.
Meestal gaat een pup op een leeftijd van 8 weken naar zijn/haar nieuwe baasje. Op 9 weken leeftijd moet een pup zijn 2de pup vaccinatie hebben en op 12-13 weken leeftijd zijn 3de en laatste pup vaccinatie.
Voor u bieden deze vaccinaties een uitstekende gelegenheid om met uw dierenarts een aantal zaken door te spreken zoals ontwormen, vlooienbestrijding, voeding, sterilisatie of castratie en uiteraard de herhalingsvaccinaties.
Als alle adviezen over vaccinaties goed zijn opgevolgd zal uw pup, als deze ongeveer 14-15 weken oud is, een dusdanige weerstand hebben opgebouwd dat herhalingsvaccinaties pas op de leeftijd van één jaar weer nodig zijn.
De volwassen hond
De beschermingsduur tegen diverse ziekten is verschillend. Voor de ziekte van Weil is de beschermingsduur van het vaccin een jaar, maar voor parvo, hondenziekte en hepatitis is dit ongeveer 3 jaar of soms zelfs langer. We hebben een standaard vaccinatieprotocol, waarbij we elk jaar de ziekte van Weil enten en om de 3 jaar parvo, hondenziekte en hepatitis mee enten. Als u wilt weten of uw hond toe is aan een van deze entingen kunnen we een bloedtest uitvoeren om vast te stellen of hij nog voldoende bescherming heeft tegen deze virussen voordat we hem enten. Uw hond wordt dan alleen geënt tegen de ziektes als het nodig is.
Hoe hoger de vaccinatiegraad, hoe beter die bescherming dankzij het ontstaan van groepsimmuniteit. Naar schatting wordt 55% van de honden volgens de richtlijnen gevaccineerd. Dat is volgens deskundigen veel te laag wat gezondheidsrisico’s met zich meebrengt. Niet alleen voor het dier, maar soms ook voor de mens (Vaccineren – KNMvD.nl, z.d.)
Naar het buitenland met de hond
Als u met uw hond naar de grens overgaat, moet uw hond minimaal 3 weken van te voren tegen rabiës gevaccineerd worden. De hond moet ook gechipt zijn en een geldig paspoort hebben. Sommige landen hebben aanvullende eisen voordat je de grens overgaat. Check hiervoor bij de ambassade van het betreffende land of op internet bij landeneisen.
De hond gaat naar het pension
Gaat uw hond niet mee op vakantie, maar naar een pension, dan dient u bij het betreffende pension na te gaan welke entingen verplicht zijn. Over het algemeen is het verplicht de hond een inenting tegen besmettelijke hondenhoest te laten geven voordat hij naar het pension gaat. Deze enting werkt een jaar.
Tegen welke ziektes vaccineren we?
Hondenziekte
Hondenziekte, ook wel de ziekte van Carré genoemd, is een zeer besmettelijke ziekte die veroorzaakt wordt door een virus. Hondenziekte komt over de hele wereld voor, in Nederland door de vaccinaties maar sporadisch. De eerste symptomen zijn een loopneus en wat hoesten of de hond is acuut erg ziek. Verder veroorzaakt het virus ontstekingen in de darmen, de ogen, de neus, de longen en de hersenen. Meer dan 50% van de zieke honden overleeft het niet. Honden die het wel halen, lopen een grote kans op blijvend hersenletsel.
Parvo
Parvo is een uiterst besmettelijke darmontsteking veroorzaakt door een virus. De hond krijgt al snel een stinkende, bloederige diarree. Het dier is doodziek en gaat ook overgeven. Jonge honden die met het Parvo-virus in aanraking zijn gekomen gaan vaak dood aan uitdroging of vallen soms plotseling dood neer door een hartstilstand.
Ziekte van Weil
De ziekte van Weil, ook wel Leptospirose genoemd, wordt overgebracht door bacteriën, meestal afkomstig uit de urine van andere honden en ratten. Andere dieren en ook mensen kunnen de ziekte van Weil oplopen van besmette dieren. De ziekte komt regelmatig voor, metname
hier in Friesland. Een besmette hond krijgt hoge koorts, plast donkergele urine en de slijmvliezen worden geel door aantasting van de lever en nieren. Alleen een tijdige behandeling met antibiotica kan permanente lever en nierbeschadiging stoppen. Omdat de ziekte kan overgaan op de mens, moet bij de behandeling en verzorging van een besmette hond, de nodige voorzorgsmaatregelen in acht genomen worden.
Hepatitis (leverontsteking)
Hepatitis is een leverziekte die veroorzaakt wordt door een virus. Het virus wordt onder andere verspreid via de urine van geïnfecteerde honden. De symptomen variëren van lichte koorts tot een zeer ernstige ontsteking van de lever gepaard gaande met heftige koorts. Het dier eet niet meer en zal vrijwel altijd dood gaan. Mits in een vroeg stadium behandeld, is genezing mogelijk. Bij jonge honden kan hepatitis een zeer plotselinge dood veroorzaken.
Besmettelijke hondenhoest (voorheen kennelhoest)
Besmettelijke hondenhoest kan worden veroorzaakt door een tweetal ziekteverwekkers. De hond loopt de ziekte vaak op waar veel honden bij elkaar komen zoals pensions, trainingen, shows, maar ook uitlaatplaatsen. Een besmette hond krijgt een keelontsteking. De hond gaat hierdoor hard hoesten en kokhalzen. Soms kan er als complicatie een longontsteking ontstaan waardoor de hond dan echt heel ziek en benauwd wordt en kan overlijden. Besmettelijke hondenhoest is een ziekte die bijna ieder (na)jaar weer de kop opsteekt.
Hondsdolheid oftewel rabies
Hondsdolheid wordt overgebracht door een virus dat in het zenuwstelsel en in het speeksel zit. De besmetting wordt via bijtwonden overgebracht. Besmette honden kunnen door een hersenontsteking erg agressief zijn, gaan bijten en hierdoor het virus overdragen naar een willekeurig ander dier of mens. Rabiës komt tegenwoordig in Nederland niet voor.
Antwoorden op de meest gestelde vragen
Veelgestelde vragen:
Dit is een heel belangrijke vraag die het best kan worden beantwoord door de vraag in een aantal vragen op te delen.
Tegen geen enkele ziekte is 100% van de dieren te beschermen. Immers, er zullen altijd individuen zijn die na een vaccinatie een minder goede weerstand opbouwen of zelfs helemaal geen weerstand opbouwen. Gelukkig zijn dat er maar heel weinig.
Heel duidelijk. Tegen hondenziekte, parvo, leverziekte en rabiës is de weerstandsopbouw veel beter en langduriger dan tegen besmettelijke hondenhoest. Bij besmettelijke hondenhoest is bovendien sprake van meerdere ziekteverwekkers (meerdere virussen, maar ook de bacterie Bordetella bronchiseptica). Mogelijk zijn er bij besmettelijke hondenhoest ook nog andere virussen en bacteriën betrokken, waartegen nog geen vaccins bestaan. Daar komt bij dat besmettelijke hondenhoest zich zeer oppervlakkig (op de slijmvliezen van de voorste luchtwegen) afspeelt waardoor de weerstandsopbouw moeilijker is en de weerstand korter duurt.
Ja. Met name bij jonge pups is sprake van een minder ontwikkeld afweersysteem waardoor een minder goede weerstandsopbouw plaatsvindt. Ook zijn bij pups vaak nog afweerstoffen aanwezig die zij via de melk van hun moeder hebben gekregen. Deze afweerstoffen kunnen de weerstandsopbouw remmen. Er zijn ook aanwijzingen dat heel oude dieren een minder goede weerstand opbouwen.
Voor een goede weerstandsopbouw is het nodig dat dieren op het moment van de vaccinatie over een goede gezondheid beschikken. Aanwezigheid van andere ziekten, worminfecties en incomplete voeding kunnen een verminderde weerstandsopbouw tot gevolg hebben.
Er bestaan verschillen tussen mens en dier in zowel de weerstandsopbouw als de ziekten die voorkomen. Ook bij de mens bestaan er duidelijke verschillen. De DKTP-vaccinatie geeft een goede en langdurige bescherming, maar de griepvaccinatie moet jaarlijks worden herhaald. Voor honden wordt tegen hondenziekte, parvo, leverziekte en rabiës een goede en langdurige weerstand opgebouwd, tegen leptospirose is sprake van een korter durende weerstand. Voor besmettelijke hondenhoest is de weerstand minder volledig en korter van duur. Verder zijn de hygiënische omstandigheden waaronder mensen leven anders dan die waaronder dieren leven. Honden komen bijvoorbeeld veelvuldig in contact met uitwerpselen van andere honden.
Inderdaad komt het voor dat dieren die niet (regelmatig) worden gevaccineerd toch gezond blijven. Helaas komt het daarentegen maar al te vaak voor dat niet gevaccineerde honden wel ziek worden en soms zelfs doodgaan, maar juist dat zal men liever niet aan de grote klok hangen, dus dat hoort u niet. De kans dat een ongevaccineerde hond ziek wordt hangt af van de kans op besmetting. Zo zal de hond die geen contact heeft met soortgenoten of met eigenaren van zieke honden een geringe kans op besmetting hebben. Honden die regelmatig in contact komen met soortgenoten (met name met niet-gevaccineerde dieren die ziekteverwekkers bij zich “dragen”) hebben een grote kans op besmetting. In de praktijk zullen de meeste honden regelmatig met andere honden in contact komen bij het uitlaten. Daarom is het verstandig honden regelmatig te laten vaccineren.
De meeste honden zullen geen enkel nadeel ondervinden van een vaccinatie. Soms zullen honden, met name pups, na een vaccinatie gedurende korte tijd wat slomer zijn of wat diarree hebben. En in zeldzame gevallen kan een hond een allergische reactie vertonen op een vaccinatie. Als honden echter op het moment van de vaccinatie al besmet zijn met de ziekte (in het incubatiestadium verkeren) kan het gebeuren dat zij na de vaccinatie verschijnselen vertonen van de ziekte waarmee ze op het moment van de vaccinatie besmet waren. Als uw hond na vaccinatie echt ziek wordt, is het verstandig even contact met uw dierenarts op te nemen.
Bij een hond die volgens advies is gevaccineerd is het niet nodig tijdens de dracht te vaccineren. Immers, een dergelijke hond heeft voldoende afweerstoffen aangemaakt om de pups afdoende te beschermen. Een reden om honden tijdens de dracht te vaccineren kan zijn dat de hond niet, of te lang niet, is gevaccineerd. Als men een drachtige hond wil vaccineren dienen de aanwijzingen van de fabrikant te worden opgevolgd. Zo kunnen bijvoorbeeld bepaalde vaccins veilig tijdens de dracht worden toegediend. Uiteraard dient men zich te realiseren dat handelingen bij drachtige dieren altijd zeer voorzichtig moeten worden uitgevoerd, met name gedurende het eerste deel van de dracht. Een goed alternatief is de hond uiterlijk twee weken voor de dekking te laten vaccineren.
Bij jonge dieren is het afweerapparaat minder goed ontwikkeld dan bij volwassen dieren. Verder kunnen bij jonge dieren afweerstoffen aanwezig zijn die zij van hun moeder hebben gekregen. Deze afweerstoffen geven gedurende enkele weken bescherming tegen de ziekte, maar kunnen ook de weerstandsopbouw na een vaccinatie remmen. Daarom is het heel belangrijk dat pups tot de leeftijd van 12 weken regelmatig worden gevaccineerd.
Omdat uw pup dan veel langer onnodig risico loopt. Bij veel pups zijn de afweerstoffen die zij meekrijgen op 6 weken al dusdanig laag, dat zij niet meer voldoende beschermen. Daarom is het belangrijk om dan al te beginnen met vaccineren.
Ja, net als bij mensen kan zowel de prik als de injectievloeistof een kortdurende pijnprikkel geven. Echter, de reactie verschilt per dier. De ene hond reageert nauwelijks terwijl de andere hond duidelijk laat merken de vaccinatie niet op prijs te stellen. Onzekerheid en angst voor de vreemde omgeving zullen hierbij zeker een rol spelen. Ook de opstelling van de eigenaar kan van belang zijn; als u zelf al bang bent voor een prik is het verstandig om iemand met uw hond naar het spreekuur te sturen die die angst niet heeft.
Nee, het beste is alleen gezonde honden te laten vaccineren. Echter, het kan zijn dat de hond een aandoening heeft waartegen ze al gedurende enige tijd wordt behandeld. In dergelijke gevallen is het verstandig vooraf even telefonisch contact op te nemen met uw dierenarts.
Nee. Dit betekent alleen dat de hond één of meer vaccinaties heeft gehad en één keer of meermalen ontwormd is. Afhankelijk van de leeftijd van de hond en het soort vaccinatie kan de gegeven vaccinatie al dan niet voldoende bescherming geven. Om hierover meer duidelijkheid te krijgen is het verstandig met het dierenpaspoort naar uw eigen dierenarts te gaan. Ontwormen dient bij jonge dieren met grote regelmaat plaats te vinden.
Ja. Een hond die nooit van het terrein af komt en nooit gevaccineerd is heeft geen weerstand op kunnen bouwen tegen de belangrijkste besmettelijke ziekten. Als uw hond dan toch in contact komt met andere honden (of als u zelf of een bezoeker ziekteverwekkers via handen, schoeisel of kleding overbrengt op uw honden) zijn ze extra vatbaar. De kans dat uw honden besmet worden is weliswaar klein, maar de gevolgen kunnen groot zijn.
Titerbepaling kan de standaard pupvaccinaties niet vervangen. Titerbepaling kan wel worden ingezet om te controleren of een pup voldoende immuniteit heeft opgebouwd. Minimaal 4 weken na de laatste pupvaccinatie kunt u een titerbepaling laten uitvoeren voor hondenziekte, besmettelijke leverziekte en parvo.