Gebit paard - D.A.P NOORD WEST FRIESLAND
616
page-template-default,page,page-id-616,page-child,parent-pageid-610,qode-quick-links-1.0,ajax_fade,page_not_loaded,,qode-title-hidden,qode_grid_1300,footer_responsive_adv,qode-theme-ver-11.1,qode-theme-bridge,wpb-js-composer js-comp-ver-5.1.1,vc_responsive

Het paardengebit

 

Een paard heeft 36 tanden en kiezen, waarbij daarnaast ook nog wolfskiesjes en hengstentanden aanwezig kunnen zijn. Wanneer alles aanwezig zou zijn zou het aantal op 42 tanden en kiezen komen. Dus niet elk paard heeft evenveel tanden!

Zoals je op de afbeelding ziet, bestaat het ‘basisgebit’ uit boven en onder 6 snijtanden en boven en onder 12 kiezen (6 aan beide kanten). De wolfskiesjes vinden we vaak enkel in de bovenkaak, de hengstentanden (ook wel haaktand of ruinentand genoemd) zowel boven als onder. Deze hengstentanden kunnen soms ook bij dominante merries voorkomen.

Een paard heeft een zogenaamd ‘uitgroeiend’ gebit, dit wil zeggen dat de tanden niet groeien, maar steeds een beetje verder omhoog komen in de mondholte. In de mondholte slijten ze dan af. Op een bepaalde leeftijd kunnen de tanden niet verder omhoog groeien en slijten enkel nog af. De tanden zijn dan op een bepaalde leeftijd “op”, omdat er niet meer tandweefsel wordt aangemaakt.

Een veulen wordt geboren met 12 kiezen, en in de eerste week of vlak voor de geboorte komt de eerste snijtand al door. Tussen één en anderhalve maand leeftijd de tweede snijtand en tussen 6 en 9 maanden komt de derde snijtand. In het melkgebit zijn enkel nog maar de voorste drie kiezen aanwezig, de zogenaamde premolaren.

De snijtanden worden gewisseld op 2,5, 3,5 en 4,5 jaar. De melksnijtanden zijn veel ronder van vorm, de definitieve tanden zijn eerder balkvormig. Op onderstaand plaatje zie je duidelijk het verschil.

De kiezen (dus alleen de premolaren) wisselen op 2,5, 3 en 3,5 jaar. De achterste kiezen (de zogenaamde molaren) komen door tussen de 1 en 3 jaar. Normaal is een paard op 5-jarige leeftijd uitgewisseld.

Een paard neemt het voedsel op met z’n lippen en snijtanden en maalt het daarna fijn met z’n kiezen. Die maalfunctie is erg belangrijk, de kiezen zijn dan ook de belangrijkste elementen van een paardengebit. Aan de tanden van een paard kun je de leeftijd schatten. Op jonge leeftijd kijk je naar het wisselen, en op oudere leeftijd naar het zogenaamde vullen van de snijtanden en naar de stand van de tanden. Hoe ouder een paard, hoe onnauwkeuriger de leeftijd geschat kan worden.

Problemen?

Tekenen dat er in de mond iets aan de hand is:

  • Slechte eetlust
  • Proppen maken
  • Vermageren
  • Kwijlen
  • Vieze lucht uit de mond
  • Voer weer uit de mond laten vallen
  • Krachtvoer wel goed eten, maar ruwvoer slecht
  • Knoeien met krachtvoer
  • Zwelling aan de buitenkant van het hoofd, op de kaken
  • Onverteerd voedsel in de mest (vezels langer dan 6-8 mm)
  • (Eenzijdige) oog-/neusuitvloeiing