Vaccinatie paard - D.A.P NOORD WEST FRIESLAND
614
page-template-default,page,page-id-614,page-child,parent-pageid-610,qode-quick-links-1.0,ajax_fade,page_not_loaded,,qode-title-hidden,qode_grid_1300,footer_responsive_adv,qode-theme-ver-11.1,qode-theme-bridge,wpb-js-composer js-comp-ver-5.1.1,vc_responsive


Waarom vaccineren?

 

Vaccineren heeft tot doel de weerstand van het paard op kunstmatige manier te verhogen door middel van het toedienen van een verzwakte vorm van het virus of de bacterie. Wanneer het paard dan in aanraking komt met het echte virus of bacterie heeft het paard al antistoffen aangemaakt en zal er minder ziek van worden. Ook kan passief het veulen via de melk beschermd worden tegen bepaalde infecties. Wanneer een drachtige merrie geënt wordt, gaat ze antistoffen produceren. Deze antistoffen worden in de biest uitgescheiden en worden via de darm in de bloedbaan van het veulen opgenomen. Dit gebeurt enkel via de biest en enkel de eerste 24-36 levensuren van het veulen, daarom is het goed controleren of een veulen voldoende biest binnenkrijgt de eerste uren zo belangrijk. Bij het paard komen, evenals bij elke andere diersoort, veel virussen en bacteriën voor, die een infectie kunnen veroorzaken. In het kader van de verkrijgbare entingen zijn een drietal ziekten belangrijk, te weten influenza, rhinopneumonie (EHV) en tetanus.

Influenza

Het influenzavirus veroorzaakt een infectie van de voorste luchtwegen, met eventueel hoge koorts, niet eten, algemeen ziek zijn en hoesten. De koorts kan verschijnen in een tweetal koortspieken. Als gevolg van de slijmvliesbeschadigingen door het virus, kunnen bacteriën, die normalerwijze op de slijmvliezen voorkomen, zorgen voor een secundaire infectie. Veulens, die van de merrie onvoldoende antistoffen via de biest hebben binnen gekregen kunnen aan een influenza infectie sterven. Volwassen paarden sterven zelden aan een influenza infectie.

In verband met een goede weerstand bij het geënte dier is het zinvol om het paard twee keer per jaar te vaccineren tegen influenza. Voor wedstrijden geldt tot nu toe een jaarlijkse hervaccinatie (binnen 365 dagen herhaald) na een correcte basisenting. De basisenting bestaat uit een dubbele enting met een tussentijd van ongeveer zes weken. Voor het veulen geldt dat de eerste enting op een leeftijd van 4 tot 6 maanden toegediend moet worden. Dit is mede afhankelijk van het tijdstip waarop de merrie gevaccineerd is. Wanneer de merrie gevaccineerd is in de laatste 2 maanden van de dracht, is vaccinatie van het veulen pas nodig op 6 maanden.

Tetanus

Tetanus wordt veroorzaakt door de Clostridiumbacterie. Een infectie kan ontstaan na een diepe steekwond of na een wondinfectie waarbij veel weefsel afsterft. Paarden zijn erg gevoelig voor deze bacterie en kunnen er bij onvoldoende behandeling aan sterven. De bacterie is een bodembewoner, die altijd en overal om ons heen voorkomt. In een diepe wond gaat de bacterie zich vermeerderen, en een gifstof (toxine) produceren waardoor in de spieren over het gehele lichaam kramp ontstaat. De tijd tussen het moment van besmetting en eerste verschijnselen van de ziekte bedraagt meestal 7-10 dagen.

De ziekte begint vaak met een stijfheid van de kauwspieren (een andere naam voor tetanus is klem of kaakklem). Deze stijfheid breidt zich uit over de spieren van hoofd, hals en benen. Hierna ontstaat het stadium van de kramptoestand, waarbij dieren eventueel kunnen gaan omvallen. De kramp is enorm pijnlijk en zelfs een lichte aanraking doet het dier al terugdeinzen van de pijn. Als de kramp zich uitstrekt over de tussenribspieren, zal het paard sterven omdat de ademhaling niet meer werkt. Een preventieve enting is hier dus van levensbelang. Vaak wordt de enting tegen influenza gecombineerd met tetanusvaccinatie, waardoor bij een frequent geënt paard een goede bescherming gewaarborgd is. Wanneer je paard niet regelmatig is ingeënt is het verstandig wanneer je paard een wond oploopt dan in te enten en een dosis anti tetanus serum te geven.

Rhinopneumonie

Rhinopneumonie bij het paard (ook wel kortweg ‘Rhino’ genoemd) wordt veroorzaakt door een herpesvirus en kent een drietal verschijningsvormen. Het virus wordt overgedragen door direct contact of aanwezigheid in eenzelfde ruimte. Het wordt via de lucht niet heel ver verspreid. Het virus kan wel lang buiten het paard overleven en kan dus ook via materiaal overgaan van paard naar paard. Een stal, trailer, kleding kan dus ook besmet zijn via achtergebleven virus en een grondige reiniging is daarom erg belangrijk.

De ademhalingsvorm

Deze vorm toont zich net als influenza als een virusinfectie van de voorste luchtwegen, met koorts en algemeen ziek zijn en eventueel dikke benen. De koorts kan zich met twee pieken presenteren. Als complicatie kan een longontsteking ontstaan. Besmetting ontstaat vooral in het directe neuscontact met andere paarden.

De abortusvorm

Drachtige merries, die geïnfecteerd worden met het EHV, kunnen aborteren. Belangrijke preventieve maatregelen zijn:

  • weinig/geen contact met andere paarden.
  • enten van de drachtige merrie op de 3e, 5e, 7e en 9e maand van de drachtigheid, deze bescherming biedt echter geen absolute garantie.

De neurologische (verlammings-) vorm

Deze zou vooral ontstaan als virusdeeltjes zich binden aan door het paard geproduceerde antistoffen. Aan de combinatie virusdeeltje-antistof kan zich nog een derde stof binden, waardoor een groter deeltje ontstaat, welk vast kan lopen in bloedvaten, die naar zenuwvezels lopen. Door een tekort aan bloed sterven de zenuwvezels af en ontstaat de gevreesde verlamming van de spieren van de achterhand. De staart wordt slap en de spieren van de endeldarm en de blaas kunnen verlamd raken. Er is hiervoor geen behandeling, maar een goede ondersteuning en verzorging is erg belangrijk omdat dit de kans op overleving verhoogt.

Een typische eigenschap van het Rhinovirus is, dat het dieren kan infecteren, zonder dat deze dieren ziekteverschijnselen tonen. Een andere typische eigenschap van het virus is, dat het zich in het lichaam verborgen kan houden om bij voor het paard stressvolle omstandigheden alsnog de kop op te steken. Preventie is mogelijk door middel van een vaccinatie die echter minimaal twee keer per jaar moet worden gegeven. Belangrijk is ook, dat de enting als groepsenting wordt gegeven. Het enten van 1 paard in een groep paarden die niet geënt worden tegen rhino blijkt niet zinvol. Enten tegen rhino is vooral zinvol op grotere stallen met verschillende leeftijdsgroepen en drachtige merries. Van belang is het ook de jonge paarden apart te stallen van de drachtige merries.

Op het moment dat er enkele paarden op stal verkouden worden, is het nog wel zinvol de zieke paarden te scheiden van de paarden die nog geen symptomen vertonen. Op het moment dat één merrie op een stal aborteert is het eigenlijk niet meer mogelijk de andere drachtige merries te beschermen. Het virus is dan namelijk al een tijd daarvoor rond gegaan in de stal en de paarden hebben het virus al doorgemaakt. Met als gevolg dat bepaalde paarden kunnen aborteren. Voor een volgend jaar beschermen is dan wel mogelijk door de leeftijdsgroepen te scheiden en op tijd te beginnen met enten. Na de gevallen van de neurologische vorm bij enkele paarden in 2012 is het van belang te melden dat de vaccinatie tegen het herpesvirus niet beschermt tegen de neurologische vorm, omdat hiertegen geen antistoffen kunnen worden opgebouwd. Enten helpt echter wel om de algemene infectiedruk te verlagen en de kans op een grote uitbraak te verminderen.

Op de site van de Sectorraad Paarden staat beschreven hoe te handelen in geval van een uitbraak.